Alypius werd geboren in Thagaste (het huidige Soukh Aras in Algerije; Belijdenissen 6.7.11) en werd een van de beste vrienden van Augustinus van Hippo. Hij betoont zich een rolmodel voor Augustinus, die hem bewondert om zijn kuisheid en integriteit. Alypius, destijds assessor van de kanselier van de keizerlijke schatkist, betoonde zich namelijk ongevoelig voor de wettelijk niet toegestane gunst van een potentissimus senator, die vele mensen aan zich had gebonden door gunsten uit te delen. Doordat Alypius, aldus Augustinus, er oprecht over verbaasd was dat iemand geld boven eerlijkheid verkiest, wist hij zijn autonomie, innerlijke en uiterlijke vrijheid te waarborgen (Belijdenissen 6.7.11). Augustinus beschouwt hem ook als zijn boezemvriend (Belijdenissen 9.4.7).
In de Belijdenissen (6.8.13) constateert Augustinus evenwel dat zijn geletterde en kuise vriend Alypius volledig opging in de gladiatorenspelen. Aan de ene kant toont Alypius zijn tijd ver vooruit. Hij slaat de uitnodiging van enkele vrienden deze spelen bij te wonen namelijk eerst af. Als hij dan toch meegaat, houdt hij zijn ogen gesloten. Maar dan valt hem een schokkende gewaarwording ten deel. De geluiden om hem heen maken dat hij de controle over zichzelf volledig kwijtraakt en hij zo gefascineerd raakt door het bloederige volksvermaak dat hij later ook anderen uitnodigt hem naar de arena te vergezellen. Na een subtiele berisping van Augustinus verandert Alypius onmiddellijk zijn gedrag. Augustinus wil evenwel aantonen dat zelfs beschaafde mensen van goede wil gemakkelijk in vervoering zijn te brengen door de invloed van omstanders. De zuigkracht van de gladiatorenshows blijkt enorm te zijn en de mens heeft schier onbeheersbare krachten in zich, ondanks een civilisatieproces.
Alypius is ook aanwezig bij de filosofische dialogen die Augustinus en zijn vrienden en familie voeren op het landgoed Cassiciacum in 386. Zowel Augustinus als Alypius hadden in Milaan voor hun doop in 387 het monastieke leven leren kennen. Dit leven werd gekenmerkt door een afwisseling van handenarbeid, gebed en studie. Vanaf 388 zouden beiden met anderen ook in Augustinus’ ouderlijk huis te Thagaste (Provincia Africa) een klooster stichten. Om het samenleven hier te ordenen, gebruikte Augustinus deOrdo Monasterii. Er wordt door sommigen aangenomen dat Alypius, die Augustinus opvolgde in de gemeenschap van Thagaste, deze tekst uit het Oosten naar Afrika bracht. Eenmaal priester gewijd, richtte Augustinus te Hippo een klooster op voor leken. Alypius bleef aanvankelijk in Thagaste maar vertrok later ook naar Hippo (Brief 22.1). Beiden streefden ernaar hun geestelijken van een vast en evenwichtig dagritme te voorzien naar het voorbeeld van de eerste christengemeenschap van Jeruzalem (cf. Hand. 4: 31-35).