Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Alexis Szejnoga
Dossiers » Jakobus, brief van » introductie » Brief van Jakobus

Brief van Jakobus

Auteurschap en datering

De brief van Jakobus is, in tegenstelling tot de brieven van Paulus, genoemd naar haar vermeende schrijver. Deze identificeert zichzelf in het eerste vers als 'Jakobus, dienstknecht van God en de Heer Jezus Christus' (Jak 1:1). Hiermee zou volgens de overlevering Jakobus, de broer van Jezus bedoeld worden. In dat geval moet dit Bijbelboek in de jaren vijftig van de eerste eeuw gedateerd worden. De meeste kenners gaan er echter van uit dat het boek een andere auteur heeft, die met het pseudoniem Jakobus zijn betoog meer gezag wilde geven. In dat geval is het aannemelijk dat het boek in de na-apostolische tijd is ontstaan, aan het eind van de eerste eeuw.

Plaats binnen het Nieuwe Testament

De brief van Jakobus behoort tot de zogenaamde Katholieke Brieven. Hiermee worden de brieven bedoeld die (traditioneel) niet aan Paulus worden toegeschreven. Behalve de brief van Jakobus behoren ook de brieven van Petrus, Johannes en Judas tot de katholieke brieven. In de canonieke volgorde van het Nieuwe Testament komt de brief van Jakobus na de brief aan de Hebreeën en wordt zij gevolgd door de Petrusbrieven.

Inhoud

De brief van Jakobus is geschreven in levendig Grieks en begint met een algemene begroeting van ‘de twaalf stammen in de diaspora’. De meest aannemelijke verklaring van dit opschrift is, aldus de Willibrordvertaling, dat het schrijven bestemd was voor Joden in de diaspora of verstrooiing die tot het christendom waren overgegaan. Het geschrift is niet zozeer een brief, maar veelal een ethische verhandeling over het leiden van een waarlijk christelijk leven. Het bestaat uit allerlei spreuken, vermaningen, bemoedigingen en raadgevingen. De eerste verzen (2-18) dienen ter bemoediging van degenen die vanwege hun geloof beproevingen ondergaan. Dan (vers 19-27) worden de gelovigen aangespoord om hun geloof in daden om te zetten: ‘alleen horen is niet genoeg, u moet wat u gehoord hebt ook doen’ (vers 22). Zachtmoedigheid, onberispelijk gedrag en spreken, en het bijstaan van weduwen en wezen worden specifiek als deugden genoemd.

In hoofdstuk 2 gaat het dan verder met de vermaning mensen niet op hun uiterlijk te beoordelen. ‘Wanneer u echter het koninklijke gebod volbrengt dat de Schrift geeft: “Heb uw naaste lief als uzelf,” dan handelt u juist,’ aldus vers 8. Pleeg geen overspel, pleeg geen moord en betracht barmhartigheid, zeggen de volgende verzen. En dan volgt het ethische en literaire hoogtepunt van dit Bijbelboek: ‘Broeders en zusters, wat heeft het voor zin als iemand zegt te geloven, maar hij handelt er niet naar? Zou dat geloof hem soms kunnen redden? Als een broeder of zuster nauwelijks kleren heeft en elke dag eten tekortkomt, en een van u zegt dan: “Het ga je goed! Kleed je warm en eet smakelijk!” zonder de ander te voorzien van de eerste levensbehoeften – wat heeft dat voor zin? Zo is het ook met geloof: als het zich niet daadwerkelijk bewijst, is het dood. (14-17) Zoals het lichaam dood is zonder de ziel, zo is ook geloof zonder daden dood. (26)

In hoofdstuk 3 wordt nogmaals gewaarschuwd voor grootspraak, laster, hoogmoed en het veroordelen en minachten van onze naasten: ‘Met onze tong zegenen we onze Heer en Vader, en we vervloeken er mensen mee die God heeft geschapen als zijn evenbeeld. Uit dezelfde mond klinkt zegen en vervloeking. Dat kan toch niet goed zijn, broeders en zusters?’ (9-10) De auteur waarschuwt tegen jaloezie, egoïsme en hoogmoed en vermaant tot een leven van gerechtigheid: ‘Wie van u kan wijs en verstandig genoemd worden? Laat hij het daadwerkelijk bewijzen door een onberispelijk leven en door wijze zachtmoedigheid. (13) ‘De wijsheid van boven daarentegen is vóór alles zuiver, en verder vredelievend, mild en meegaand; ze is rijk aan ontferming en brengt niets dan goede vruchten voort, ze is onpartijdig en oprecht.’ (17)

In hoofdstuk 4 wordt gewaarschuwd tegen hartstochten, jaloezie, redetwisten, kwaadspreken en hoogmoed en wordt opgeroepen tot nederigheid, conform de tekst van de Bergrede. 

In hoofdstuk 5 wordt nogmaals gewaarschuwd tegen materialisme en losbandigheid, en opgeroepen tot standvastigheid, gebed en vertrouwen. Het Bijbelboek besluit met: ‘Broeders en zusters, als een van u afdwaalt van de waarheid en een ander laat hem daarheen terugkeren, dan mag hij weten: wie een zondaar van het dwaalspoor terugbrengt, redt hem van de dood en wist tal van zonden uit.’ Een slotgroet ontbreekt.


Bron: Tilburg School of Catholic Theology
Externe link: Lees online (Willibrordbijbel)