Er zijn meer dan 900 biografieën over haar geschreven. Moeder Theresa heeft zichzelf naar haar vernoemd en ook het Theresia lyceum in Tilburg dankt haar naam aan haar. De immense populariteit van Theresia van Lisieux is opvallend, want de boeken rondom haar persoon beweren dat haar leven doodgewoon was. Toch werd ze in 1925 heilig verklaard en in 1997 verheven tot kerklerares. Daarmee werd ze de derde vrouw in de geschiedenis die deze prestigieuze titel ontving – na Catharina van Siena en Theresia van Ávila. Ze wordt ook wel ‘kleine Theresia' genoemd, om haar te onderscheiden van Theresia van Ávila. Haar autobiografie, ‘Het verhaal van een ziel’, geldt als een van de grote klassieken van de religieuze literatuur: het boek is verschenen in bijna zestig talen.
Jeugd: van bruidsschat naar klooster
Theresia groeit op in een gezin met vijf meisjes. Moeder Zélie is vier kinderen kwijtgeraakt: door het gebrek aan medische kennis is de kindersterfte een ramp in die tijd. Theresia wordt geboren als haar moeder 42 is. “Een leeftijd waarop men oma is,” schrijft moeder Zélie daarover in een van haar brieven. Vader Louis is dan 50. Armoede kent het gezin niet, wel zijn er materiële zorgen door de ziekten van kinderen. Tevens wil het gezin graag gedegen voorbereidingen treffen voor de toekomst, door een bruidsschat te reserveren - nog niet wetende dat alle dochters uiteindelijk het klooster in zullen treden.
Godsdienst in het gezin: bidden, vertrouwen en vasten
Het eerste jaar wordt Theresia toevertrouwd aan een voedster op het platteland. Haar moeder kan geen borstvoeding geven en Theresia is verzwakt door een ontsteking van de dunne darm.
Na een jaar kan ze haar plek weer innemen in het diep-christelijke, vrome gezin. Er wordt dagelijks gebeden en er is een diep vertrouwen in God. Ook doet het gezin mee aan het kerkelijke vasten, ze geven hulp aan armen en zetten zich in voor de minderbedeelden.
Karakter: van uitbundig naar verlegen
Als Theresia vier jaar oud is, sterft haar moeder. Zélie heeft dan al meer dan twaalf jaar een knobbel in haar borst, die langzaam is uitgegroeid tot een pijnlijk kankergezwel. Ze gaat nog op bedevaart naar Lourdes om te bidden voor een wonder, maar Zélie zal afscheid moeten nemen van haar man en vijf dochters. Theresia schrijft hier later over: “Sinds de dood van mijn mama veranderde mijn gelukkige aard helemaal. Ik, die zo levendig en uitbundig was, werd verlegen, zacht en gevoelig op het overdrevene af. Een blik was al voldoende om mijn tranen tevoorschijn te brengen. Ik was pas op mijn gemak als niemand zich met mij bezig hield. Het gezelschap van vreemde mensen kon ik niet verdragen en ik vond mijn vrolijkheid alleen terug in de intimiteit van ons gezin.”
Vader Louis Martin is dan 54 jaar oud en blijft alleen achter met vijf minderjarige dochters. Hij heeft zijn leven lang in Alençon gewoond, maar wijkt uit naar Lisieux omdat de familie van Zélie daar woont. Hier zal Theresia elf jaar wonen in een woning omgeven door een grote ommuurde tuin. Vader gaat rentenieren, werkt in de tuin, en spendeert zijn tijd met mediteren, bidden en lezen.
Naar de kostschool: droevige jaren
Tot haar achtste gaat Theresia niet naar school, maar wordt ze onderwezen door haar zusters Marie en Pauline. Daarna gaat ze naar de kostschool, waarover ze schrijft: “Ik heb dikwijls horen zeggen dat de jaren in het pensionaat de beste en prettigste van iemands leven zijn. Maar voor mij was dat niet zo. De vijf jaar die ik daar heb doorgebracht waren de droevigste van mijn leven.” Alleen ’s avonds als ze terug in huis is, is ze weer uitgelaten van vreugde. Ze is dol op lezen en plaatjes kijken en is enthousiast over de heldendaden van de grote vrouwen van Frankrijk, vooral die van Jeanne D’Arc.
Afscheid van haar tweede moeder
Na de dood van haar moeder werpt Theresia zich in de armen van haar meest geliefde zus Pauline met de woorden: ‘jij moet voortaan mijn mama zijn!’ Maar als Theresia negen jaar oud is, vertrekt haar ‘tweede moeder’ naar de karmel van Lisieux. Weer moet Theresia afscheid nemen van een belangrijk persoon in haar leven.
Dit is het moment dat ze besluit dat ze ook de Karmel in wil gaan. Ze schrijft: “Ik voelde aan dat de Karmel de woestijn was en dat de goede God wilde dat ook ik me daar ging verbergen. Dat gevoel was zo sterk, dat ik daarover niet de minste twijfel had.” Het lijkt erop dat ze haar zus Pauline achterna wilt, om weer bij haar te kunnen zijn. Maar zelf werpt ze deze gedachte tegen: “Ik wilde naar de Karmel niet om Pauline, maar alleen om Jezus.”
Van inzinking tot openbaring
Een jaar later - ze is dan tien jaar - krijgt Theresia een inzinking. Het jaar daarvoor had ze al last van hoofdpijn en andere pijnen. Ook wordt ze door zus Celine “een echte huilebalk” genoemd. Maar nu wordt ze ernstig ziek: hallucinaties, onbeheerste bewegingen, zwakte, anorexia. “Een heel ernstige ziekte, waaraan nog nooit zo een jong kind geleden heeft,” is de diagnose van een bevriende dokter.
Wekenlang blijft ze in bed en vreest het gezin voor haar dood. Totdat ze zich op Pinksteren, 13 mei 1883, aangetrokken voelt tot het Mariabeeld dat op een kastje dicht bij haar bed staat. Als een wonder lijkt ze genezen. Ze deelt: “Ineens leek het of de heilige Maagd zo mooi was, zo mooi als ik nog nooit gezien had. Haar gezicht straalde een onuitsprekelijke goedheid en tederheid uit. Maar wat me tot in het diepst van mijn ziel heeft getroffen, was de verrukkelijke glimlach van de Heilige Maagd. Toen verdwenen al mijn pijnen, twee dikke tranen sprongen me in de ogen en gleden stil langs mijn wangen. Maar het waren tranen van louter vreugde.”
Wat is hier werkelijk gebeurd? Daar wordt nog steeds over gespeculeerd door psychiaters. Over de oorzaak van de ziekte is men het meestal wel eens: de schok van het onverwachte vertrek van Pauline is te groot voor Theresia. Het haalt al het verdriet naar boven dat nog in haar leeft over de dood van moeder Zélie.
Theresia zelf schrijft over deze gebeurtenis dat er in haar een belangrijke geestelijke strijd afspeelde, waarin zij tegelijk de actrice als het slagveld was.
Bekeerd tijdens Kerst
De Kerstnacht van 1886 noemt Theresia zelf een van de beslissendste gebeurtenissen in haar leven. Niet dat er dan iets spectaculairs gebeurt, maar in haar hoofd gaat er schijnbaar een knop om. Zoals traditioneel gebruik heeft ze die avond haar schoenen onder de schoorsteen gezet, om cadeautjes te ontvangen. Vader verzucht dat hij blij is dat het dit jaar voor het laatst zal zijn, Theresia is immers al bijna veertien jaar. Het kleine kind vangt de woorden op, moet haar tranen inslikken, maar voelt dan een grote kracht door zich heen stromen. Zelf schrijft ze dat ze die avond is gegroeid, volwassen is geworden, ze heeft de rouw afgelegd en vrede gevonden. Ze beseft kortom dat ze niet eeuwig kind kan blijven en is met dit besef bevrijd van een machteloosheid. Theresia beziet deze nacht met een grote spirituele dimensie en beschrijft het in haar levensverhaal als volgt: ‘De nacht waarin Hij zich zwak maakte en wilde lijden voor mij, maakte Hij me sterk en moedig.’
Hier begint, zoals ze het omschrijft: ‘De loop van een reus.’ Het jaar daarna zal ze een grote ontwikkeling doormaken: menselijk, intellectueel, artistiek en geestelijk. Ze zal gaan strijden om zo snel mogelijk de Karmel in te treden. De datum die ze daarvoor vaststelt is Kerstmis 1887. De verjaardag van haar bekering.
Pelgrimstocht naar de paus in 1887
Maar intreden in de Karmel, dat gaat zomaar niet als je slechts veertien jaar oud bent. Toch zet Theresia alles op alles om het voor elkaar te krijgen. Eerst smeekt ze bij haar oom, dan bij de rector van de Karmel en vervolgens bij de vicaris-generaal van het bisdom. Allemaal tevergeefs.
Uiteindelijk vraagt ze zelfs toestemming aan paus Leo XII, in een bedevaart die al in de planning stond. Ze knielt voor hem neer en vraagt hem of ze de Karmel in mag treden. “Kom, kom, u zult intreden als de goede God het wil!” is zijn antwoord. Ze vindt de tocht een fiasco en is er zeer verdrietig om. Maar Theresia geeft de moed niet op en blijft brieven schrijven om haar wensen kenbaar te maken. Uiteindelijk stemt de Karmel toe. Drie maanden na kerstmis 1887 mag ze eindelijk intreden.
Trouw in de Karmel
Theresia leeft met twintig zusters samen, uit uiteenlopende klassen. Het geeft soms een lastig palet aan mensen: al die uiteenlopende persoonlijkheden en verschillende sociale klassen en niveaus van vorming. Zo zit een oude zuster achter haar in de gebedsruimte constant met haar vingernagels over haar kunstgebit te krassen. Het maakt Theresia bijna gek van irritatie. Toch weet ze zelfs dit ergerlijke geluid ‘als concert aan God aan te bieden.’
Trouw volgt ze de routine van het leven dat bij een klooster hoort, inclusief alle verplichtingen. Tussendoor draagt ze nog een zware last: haar vader verliest geleidelijk zijn verstand en wordt voor bijna vier jaar opgenomen in een psychiatrische inrichting, ver van huis.
De nacht van het niets
Negen jaar lang leeft ze in het klooster, zonder op een opzienbarende manier naar buiten te treden. In het laatste jaar voordat ze zal sterven, 1896, verandert haar onwrikbare geloof in God ineens in een moeizaam proces, waarin angst en eenzaamheid de boventoon voeren. Het is hetzelfde jaar dat er een golf van atheïsme over Frankrijk en een groot deel van Europa rolt. De intimiteit met God die Theresia altijd heeft gevoeld, is ineens verdwenen. Johannes van het Kruis noemde dit de ‘donkere nacht van de ziel’ en schreef hierover dat deze fase veel voorkomt bij mensen van grote heiligheid voordat ze het moment van totale hereniging met God bereiken.
“De sluier van het geloof is niet langer een sluier voor mij, maar een muur die oprijst tot de hemelen,” schreef Theresia zelf. Ze werd gegrepen door de gedachte dat er misschien geen hemel bestond. “Ineens worden de mistbanken om mij heen dikker; zij dringen binnen in mijn ziel en omgeven haar zo dicht dat ik onmogelijk nog het zo dierbare beeld van mijn vaderland kan terugvinden, alles is verdwenen! Als ik mijn door die duisternissen vermoeide hart wat rust wil schenken door te denken aan het lichtende land waar ik naar verlang, dan wordt mijn kwelling verdubbeld.”
De nacht duurt elf maanden, tot haar dood. “Het belang van deze laatste beproeving kan niet genoeg benadrukt worden. God wiste in haar elk spoor van zelfzucht en trots uit en kneedde haar tot een meesterwerk van genade dat uniek te noemen is,” schrijft de Amerikaanse hulpbisschop Patrick Ahern daarover.
Dit is het moment waarop zij waarlijk karmelietes wordt, schrijft karmeliet en hoogleraar HeinBlommestijn, gezien Karmelieten en Karmelietessen God ontmoeten in het lege midden. Volgens Blommestijn is dit ‘in werkelijkheid de doorbraak van God in haar leven’. “Hierdoor worden alle veilige systemen en bedrieglijke zekerheden omvergeworpen. Zij die tot dan toe brandt van verlangen om ‘heilig’ te worden, weet niet meer of er wel een ‘hemel’ bestaat. Zij die met grote vurigheid bidt voor de ‘bekering’ van ongelovigen en misdadigers, vindt zichzelf plotseling in hun kring gezeten.” … “Eindelijk heeft ze begrepen dat er in de relatie met God geen zekerheid bestaat! Nooit! Zekerheden zijn iets van de mens en hebben niets met God te maken.” In deze ervaring opent zich ‘de kleine weg’. “Voorbij ieder verlangen naar prestatie en houvast, vertrouwt Teresia zich blind toe aan de goddelijke barmhartigheid.”
Theresia zelf vult deze ervaring aan met de woorden: “Net als Magdalena die zich steeds bukte bij het lege graf en daar tenslotte vond wat zij zocht, zo bukte ik mij in de diepten van mijn niets en verhief mij daarmee zo hoog dat ik mijn doel kon bereiken.” … “wil aan de liefde volledig genoegdoening worden gegeven, dan moet zij zich neerbuigen, dan moet zij zich neerbuigen tot aan het niets, en dan moet zij dat niets omvormen in vuur.”
(Auto)biografie en heiligverklaring
In de laatste twee jaar van haar leven schrijft ze haar autobiografie. Niet iets waar ze direct zelf voor kiest, maar twee opeenvolgende Moeders Priorin geven haar deze opdracht. Begin april 1896 wordt Theresia ernstig ziek door tuberculose. In juli verslechtert haar toestand en op 30 september 1897 sterft ze, in de Karmel van Lisieux. Ze is dan 24 jaar oud. Haar laatste woorden zijn: “Mijn God, ik hou van U.”
Een jaar na haar dood verschijnt haar autobiografie: L’Histoire d’une âme, oftewel De Geschiedenis van een ziel. Tientallen jaren gaat het boek door voor de authentieke autobiografie van Theresia. Later blijkt dat het boek door zus Pauline is herschreven, in naam van Theresia. Blommestijn schrijft hierover: het is ‘het product van een familie-ideologie die gericht is op het bereiken van heiligheid.’
Het boek kent al snel veel herdrukken en vertalingen. Dit is het moment dat Theresia in de openbaarheid komt. In 1923 wordt zij zalig verklaard en in 1925 volgt de heiligverklaring. In 1927 wordt ze patrones van de missies. Kerken worden aan haar gewijd en op talloze plaatsen verschijnt haar beeld. Ze is een heilige die in korte tijd een immense populariteit geniet. Aan de rand van de stad Lisieux wordt een enorme basiliek gebouwd, ter ere van haar, die nog steeds door pelgrims en toeristen wordt bezocht.
Theresia wordt afgebeeld als karmelietes met een crucifix versierd met rozen in haar hand, vanwege haar bekende uitspraak: “Ik wil het rozen (=zegeningen) laten regenen op aarde.”
Van doodgewoon meisje naar heilige: hoe?
Hoe is het Theresia gelukt om een heilige te worden? In de negen jaar dat ze in het klooster woont, schijnt er weinig opzienbarends te gebeuren. Zusters uit het klooster vroegen zich zelfs af wat er in haar overlijdensbericht moest komen te staan, omdat Theresia nooit iets bijzonders had verricht. Ze hield zich eigenlijk op de achtergrond, is nooit naar voren getreden als iemand tegen wie men op diende te kijken.
Hulpbisschop van New York, Patrick Ahern, verklaart: “Dit is allemaal geen materiaal voor adembenemende avonturen. Het is eerder het doordeweekse en saaie verhaal van wat zich voordeed als een doodgewoon leventje. Maar in het kader van dit leven is ze een grote heilige geworden. Hierin ligt het geniale van haar boodschap: ze leert ons om heilig te worden in ons eigen levenskader, hoe banaal dat ook mag schijnen. God staat in het midden van het nu-moment van ieders leven. Daarom is geen mens “gewoon”. Iedereen is door Hem als uniek geschapen en geroepen om Hem lief te hebben.”
Was heilig worden een doel?
Toch is dat niet allemaal toevalligerwijs zo gelopen, meent Blommestijn. Het streven naar heiligheid zat diep in de familie. “De familie Martin streefde al naar een geslaagd leven, prestatiedenken. Zij koesteren het ideaal van een hechte familie, die op zondagse wandelingen een mooie familiefoto toont. Een ‘katholieke’ familie die het streven naar heiligheid hoog in het vaandel heeft staan. Het leven van Theresia staat in het teken van het verlangen een grote heilige te worden. Offertjes brengen, anderen en God een plezier doen, lijden aanvaarden en daar zelfs vreugde in vinden lijken haar van jongs af ingegeven.”
Ook de boeken die over Theresia zijn geschreven, zijn zodanig omgevormd dat alleen de vroomheid overblijft. Blommestijn: “Meer dan een halve eeuw is ons een ‘kleine Theresia’ voorgetoverd waar de zoetheid van afdruipt en die een exponent is van de bekrompen vroomheid rond de eeuwwisseling. Om deze vrome constructie in stand te houden, werden de authentieke teksten zonder scrupules verborgen gehouden om ‘geen afbreuk te doen aan haar die in talloze mensen zoveel goed bewerkt’.”
De kleine weg
Dit neemt allemaal niet weg dat Theresia’s verhaal veel kracht en steun geeft aan gelovigen. Ze overtuigt mensen ervan dat ook doodgewone zielen kunnen opstijgen tot de liefde van God. Zo geeft zij door middel van haar levensverhaal en boeken kracht en steun. Velen herkennen ook voor zichzelf een begaanbare weg, als haar geestelijke autobiografie uitkomt. Juist omdat zij geen heroïsch voorbeeld is van een heilige die ons in groot lijden is voorgegaan naar de hemel.
Toch waarschuwt Blommestijn dat de ‘kleine weg’ geen sluiproute is voor mensen zonder ruggengraat. “Het is niet de weg van mensen die denken op hun sloffen de hemel binnen te kunnen komen.” … “De ‘kleine weg’ van Therese van Lisieux is van een grote simpelheid, want het is niets meer dan zich laten beminnen zonder enige eigen verdienste, zonder prestatie. De mens die uit het ‘niet’ geschapen wordt, wordt in dit ‘niets’ van zichzelf door God ‘om niet’ bemind. Simpel maar uitermate moeilijk. Deze kleine weg is voor iedereen toegankelijk, maar toch trachten wij allen daaraan te ontsnappen door middel van een of ander ‘geestelijk compromis’ dat houvast geeft. Iets ‘doen’ is immers veiliger dan je door God op goed geluk te laten beminnen.”
Moderne heilige
Het feit dat Theresia ook nu nog vele mensen aanspreekt, heeft nog een andere reden. Ze is namelijk ‘de heilige voor onze tijd’, schrijft Ahern. “Ze stierf in 1897 op vierentwintigjarige leeftijd, maar als ze even oud was geworden als haar zus Céline, zou ze gestorven zijn in 1963.” Theresia wist dus goed wat het is om te leven in de moderne wereld met wetenschap, technologie en mensen die niet in God geloven.
Ahern: “Zij leefde toen mannen als Sigmund Freud, Karl Marx, Friedrich Nietzsche en Charles Darwin vorm gaven aan de cultuur van de moderne tijd. De kloostermuren verhinderden niet dat ze deel uitmaakte van die wereld. Op godsdienstig gebied was ze haar tijd ver vooruit.
Deskundigen spreken van de “copernicaanse revolutie” die ze ontketend heeft. Ze was vertrouwd met de stress van onze tijd. Ze worstelde met een neurose, en in de laatste, wanhopige ogenblikken van een slepende ziekte werd ze bekoord tot zelfmoord. In de donkere nacht van haar ziel keek ze het atheïsme recht in de ogen. Haar scherpzinnig verstand zag de kracht van de atheïstische argumenten in, en omdat ze zich niet in staat voelde om erop te antwoorden, stelde ze er gewoon haar sterke, niet aflatende geloof tegenover.”
Mariska van Beusichem over Theresia:
De protestantse predikant Mariska van Beusichem heeft de afgelopen jaren gewerkt aan een proefschrift over de heilige Theresia. Het boek zal naar alle waarschijnlijkheid in 2013 verschijnen. De predikant is erg geraakt door het levensverhaal van Theresia. Op de website van Ignis legt ze uit wat er met haar gebeurde toen ze de geestelijke autobiografie van de Française voor het eerst las:
“Al lezend gebeurde er van alles met mij. Ik werd niet alleen ontroerd door Thérèses verhaal en vermaakt door haar geestige schrijfstijl, ik vond ook begrip voor mijn verlangens en worstelingen. Haar woorden doordrongen mij van Gods onvoorwaardelijke liefde. Bovendien leerde Thérèse mij zo te kijken dat ik die liefde in alles aan het werk kon gaan zien, ook in mijn onmacht, falen en pijn. Hierdoor werd ik getroost en werd mijn verlangen naar God aangewakkerd.”
Bronnen:
•Hein Blommestijn: ‘Gaan waar geen weg meer is. Verkenningen in de mystiek’
•Patrick Ahern: ‘Maurice & Thérèse. Het verhaal van een liefde.’
•Koen de Meester: ‘Therese van Lisieux. Leven, leer, milieu’
Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Mariska van Beusichem.