Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Alexis Szejnoga
Dossiers » Tobit, het boek » introductie » Tobit

Tobit



TobitHet Bijbelboek Tobit behoort tot de zogenaamde deuterocanonieke of apocriefe boeken. Het is niet opgenomen in de Hebreeuwse bijbel, de Tanakh, maar wel in de Griekse vertaling van het Oude Testament, de Septuagint. Binnen de katholieke en orthodox christelijke tradities wordt het boek als deuterocanoniek aangeduid (wat letterlijk ‘behorend tot de tweede canon’ betekent in het Latijn) maar voor Protestanten is het boek apocrief (wat letterlijk ‘verborgen’ betekent in het Grieks) en dus niet canoniek.

Inhoudelijk verhaalt dit geschrift over Tobit en zijn zoon Tobias. Ook is er een rol weggelegd voor Rafaël, een engel van de HEER, die Tobias beschermt tijdens een tocht om een geleende som geld te innen en Sara bevrijdt uit de macht van Asmodeus, een boze geest. Het boek eindigt met een lofbede en toespraak van Tobit op zijn sterfbed, waarna Tobias hem ter aarde legt.

Naamgeving en auteurschap

Het boek Tobit is genoemd naar de hoofdpersoon van het verhaal: Tobit, zoon van Tobiël en vader van Tobias. De naam Tobit betekent in het Hebreeuws ‘mijn goede’. De naam van het Bijbelboek is in vrijwel alle talen hetzelfde (zelfs in het Latijn en het Grieks), hoewel moet worden opgemerkt dat het boek in het Engels ook wel eens wordt aangeduid met de titel ‘Tobias’.

Over de auteur en de tijdstip van het schrijven van het geschrift is weinig met zekerheid te zeggen. Hoewel het verhaal zich in de achtste eeuw voor Christus afspeelt, gaat men er van uit dat het verhaal in de tweede eeuw voor Christus is opgesteld. Deze datering wordt gebaseerd op literaire en inhoudelijke gegevens. Tevens bestaat er een zekere consensus dat het boek oorspronkelijk in het Aramees is geschreven, gezien het feit dat Hiëronymus volgens eigen zeggen zijn Latijnse vertaling gemaakt heeft op basis van een Aramees manuscript.

Temidden van de Dode Zeerollen zijn (in grot 4) één Hebreeuws en vier Aramese manuscripten gevonden met delen van het geschrift Tobit. Dit bevestigt dus de authenticiteit van de mededeling van Hiëronymus.

Het boek Tobit kent een uiterst ingewikkelde ontstaansgeschiedenis die eigenlijk alleen voor experts te volgen is. Er bestaan namelijk twee zeer uiteenlopende versies van dit geschrift: een korte en een lange editie. In de meeste Bijbelvertalingen wordt in de inleiding op het boek Tobit vermeld welk van de twee versies wordt gevolgd.

Plaats binnen het Oude Testament

Het Bijbelboek Tobit behoort tot de zogenaamde deuterocanonieke of apocriefe geschriften. Het behoort niet tot de protocanonieke boeken, welke door alle christen als canoniek worden beschouwd, omdat het boek niet in de Tanakh, de Hebreeuwse bijbel, voorkomt. Wel zijn er van het boek Hebreeuwse en Aramese fragmenten teruggevonden, maar de enige bekende volledige manuscripten zijn in het Grieks geschreven. Het boek is wel opgenomen in de Septuagint, de Griekse vertaling van het Oude Testament. Voor katholieke en orthodoxe christen behoort het Bijbelboek dan ook tot de zogenaamde deuterocanonieke geschriften (dit betekent letterlijk: de geschriften die ‘tot de tweede canon behoren’; vergelijk Deuteronomium: ‘het tweede boek van de wet’). Voor protestantse christenen behoort het boek evenwel niet tot de canon, maar men ziet wel het religieuze nut van het geschrift in. Vandaar dat het in de Protestantse traditie wordt aangeduid als apocrief, wat in het Grieks letterlijk ‘verborgen’ betekent.

In de canonieke volgorde van de Septuagint en Vulgaatvertaling van de bijbel bevindt het boek Tobit zich na de zogenaamde historische boeken, zoals bijvoorbeeld de boeken Samuël, Koningen en Kronieken, het boek Nehemia en het boek Ezra. Na deze historische boeken bevindt zich een viertal deuterocanonieke boeken, te weten: Judit en Tobit, en de boeken I en II Makkabeeën. Na dit viertal volgen de poëtische en wijsheidsgeschriften: Job, Psalmen, Spreuken, Prediker, Hooglied, en de twee deuterocanonieke wijsheidsgeschriften Wijsheid en Wijsheid van Jezus Sirach.

Structuur en verhaalelementen

Het Bijbelboek Tobit handelt inhoudelijk over twee hoofdpersonen: Tobit en zijn zoon Tobias. Tobit, een godvrezende jood, houdt zich zelfs in de Babylonische ballingschap ver van afgoderij en tracht de joodse leefregels zoveel mogelijk na te leven. Nadat hij op een goede dag een lijk begraven heeft, en dus volgens de joodse regels onrein is, legt hij zich onder de stadsmuur te rusten. Wanneer er ’s nachts uitwerpselen van op de stadsmuur nestelende mussen in zijn ogen valt, wordt Tobit blind. Zijn vrouw Anna gaat werken om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. Als zij op een dag ruzie krijgen over een bokje dat Anna als beloning voor haar werk heeft ontvangen, richt Tobit zich in gebed tot de HEER en vraagt te mogen sterven.

Hier begint het verhaal van Sara, die in Medië woont. Zij wordt beledigd door de dienstmeiden van haar vader omdat de zeven mannen die haar hand in het huwelijk zouden ontvangen gestorven zijn door toedoen van de boze geest Asmodeus. Zij verdenken echter Sara zelf van het vermoorden van haar zeven verloofden en wensen haar dood. Hierop wendt ook Sara zich in gebed tot de HEER en vraagt te mogen sterven. Op het einde van het derde hoofdstuk worden de beide gebeden verhoort en stuurt de HEER zijn engel Rafaël om aan de benarde situaties van zowel Tobit en Sara een einde te maken.

Tobit stuurt zijn zoon Tobias naar Medië om een geldbedrag dat hij uitgeleend heeft, terug te halen. Rafaël dient zich aan als reisgezel, maar stelt zich voor als Azarias. Onderweg baadt Tobias in de rivier de Tigris, waar hij op aanraden van Rafaël een vis vangt, waarvan hij het hart, de lever en de gal bewaart. Rafaël vertelt Tobias dat het hart en de lever van de vis gebruikt kunnen worden om boze geesten te verdrijven en dat de gal blindheid kan genezen. Wanneer zij bij Raguël verblijven verneemt Tobias het verhaal van zijn dochter Sara en het lot van haar zeven verloofden. Hij wordt verliefd op haar maar vreest de demon. Rafaël vertelt hem echter dat hij Asmodeus kan verdrijven door bij het binnengaan van de tent het hart en de lever van de vis op de wierookbrander te leggen. Asmodeus slaat op de vlucht naar Egypte, maar Rafaël volgt en ketent hem. Sara en Tobias wenden zich in gebed tot de HEER om zijn bescherming over hen af te roepen.

Nadat Rafaël, nog steeds in de gedaante van Azarias, het geleende geld heeft teruggehaald, trouwt Tobias met Sara en samen keren zij terug naar Tobit. De gal van de vis die Tobias in de Tigris gevangen had geneest de ogen van Tobit en zijn zicht wordt hersteld. Rafaël laat Tobit en Tobias zijn ware aard zien en vader en zoon laten zich ter aarde vallen. Wanneer zij zich weer oprichten is de engel verdwenen. Het boek eindigt met een lofzang en een laatste toespraak van Tobit.




Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Panc Beentjes.